Bekendheden

 

In deze rubriek gaan we een aantal bekendheden die op de ene of andere manier iets met Westenschouwen 'hebben'.

Zo is in een eerder hoofdstuk Barones Sophie Booy-Van Randwijck al besproken (hoofdstuk 11) waarbij ook onze voormalige Koningin Beatrix op het woord kwam. Iets minder koninklijk was hoofdstuk 30 waarin B2 (Harry Dikmans) wordt belicht, geen kroontje maar wel een grootheid bij de wat jongere lezers.

 

In dit nieuwe hoofdstuk trappen we af met Alfons Blomme, gevolgd door:

JP de Gaay-Fortman

Jacob Mees

Joost Hudig

Edzard Gelderman

Jan van de Wall

Barones Emilie M. Schimmelpenninck van der Oye 

Baron Alexander Schimmelpenninck van der Oye

Arnoldus Gerardus Stoon

Carel Johan Antoon (CJA) Storn

Waalko Jans Dingemans sr.

Cor en Annie van der Lugt Melsert-van Ees

 


Alfons Blomme (Roeselare, 2 februari 1889 – aldaar overleden, 10 juni 1979) was een Vlaams kunstschilder en etser.

De Abeelen 1923 (inmiddels geheel in de witte verf)
De Abeelen 1923 (inmiddels geheel in de witte verf)

België werd betrokken bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, op 28 juli 1914. Vele vluchtelingen namen hun wijk naar het neutrale Nederland.

Zo ook Alfons Blomme, hij kwam in Nuenen (Noord-Brabant) terecht,  wat hij al snel  deed afwisselen met verblijven in Renesse. Aan de Laône 37, alwaar dit huisje nog steeds op dezelfde plaatst staat. Het huis is genaamd Huize Breugel.

Tijdens zijn verblijf in Renesse kwam ook in het dorp Westenschouwen terecht. Een omgeving wat hem al snel aan het hart ging. In het duingebied, links aan het begin van Toledo’s Pad, had hij een tentje opgeslagen. Hier deed hij in alle rust zijn inspiratie op. Het was in 1918 dat hem op diezelfde plek een bouwvergunning werd verleend om het duinhuis “De Abeelen” te bouwen. De eerste wereldoorlog was inmiddels teneinde en hierop keerde hij terug naar Roeselare. In zijn Schouwse tijd had hij Kaatje de Feiter, weduwe van Cornelis Blom uit Haamstede leren kennen met wie hij in 1929 in het huwelijk trad. 

 

Albert Einstein met Alfons Blomme in De Haan
Albert Einstein met Alfons Blomme in De Haan

Hij verliet na zijn huwelijk de hoofdstad voor de kustregio en vestigde zich in 1930 in de Villa Martha aan de Driftweg in De Haan. Daar kwam hij in 1933 als kunstleraar in contact met Albert Einstein en diens stiefdochter Margot Löwenthal. Ze werden vrienden en Blomme mocht onder meer een portret van Einstein maken, wat niemand tevoren gelukt was. Hij maakte hiervan verschillende versies en etsen. 

Tijdens de küstenrauming in 1943 werd ook zijn zomerwoning met de grond gelijk gemaakt waarna hij na de oorlog in 1954 een vergunning aanvroeg om zijn vakantiewoning te mogen herbouwen in Cadzand. Dat is er echter nooit van gekomen. 

 

Blomme was een veelschilder, in zoverre dat zijn doeken door de veelvoud van hun voorkomen in waarde daalden. Soms betaalde hij rekeningen met schilderijen. Na de Tweede Wereldoorlog organiseerde hij toch nog verschillende tentoonstellingen die onder meer het bezoek van koningin Elizabeth kregen.

 


Jules de Gaay Fortman (1887-1983) leraar biologie.

Stamvader Jaques le Gay vestigde zich in of rond 1640 vanuit de Franstalige Vlaamse stad Dowaai in Leiden. Ds. Klaas de Gaay (1778-1821), een van zijn nazaten, voegde de naam van zijn stiefvader Pieter Fortman bij de zijne en werd stamvader van de familie De Gaay Fortman.

De familie werd in 1950 opgenomen in het Nederland's Patriciaat. (Er moet worden voldaan aan de eis dat de familie gedurende ten minste de laatste 150 jaar onafgebroken een vooraanstaande rol heeft gespeeld in de Nederlandse samenleving.)

JP de Gaay-Fortman 1950
JP de Gaay-Fortman 1950

Jules de Gaay Fortman (1887-1983) werd geboren te Amsterdam als tiende van uiteindelijk elf kinderen van de hervormde, later gereformeerde predikant N.A. de Gaay Fortman.  Tijdens zijn studie biologie aan de stedelijke universiteit te Amsterdam won hij de gouden medaille bij een

prijsvraag, uitgeschreven door de 'Natuur Philosophische Faculteit’, een onderzoek waarop hij in 1917 aan dezelfde universiteit bij C. Ph. Sluiter promoveerde. 

Na de studie werd De Gaay Fortman leraar biologie aan de Eerste Christelijke HBS ‘de Populier' aan de Populierstraat te Den Haag. Op school leverden zijn ideeën over evolutie geen problemen op, als hij er maar niet publiekelijk over sprak of schreef. Na zijn promotie trouwde De Gaay Fortman met Rigtje Höweler waarmee hij op hun huwelijksreis in Haamstede verbleef en voor de betovering van het stille Westenschouwen viel. Er werd al snel een vakantiewoning gebouwd, aangeleund aan de woning van de kunstenaar Waalko Jans Dingemans sr. (hierover later meer). De woning bestaat nog steeds onder de naam ‘Alikruuk’. De familie de Gaay Fortman hebben er in zekere zin wortel geschoten en verblijven er in vierde generatie tot op de dag van vandaag. Jules en Rigtje kregen vier dochters. 

Op de voorgrond 'Alikruuk'
Op de voorgrond 'Alikruuk'

Ter gelegenheid van de doop van zijn jongste dochter in 1931 volgden De Gaay Fortman en zijn gezin Geelkerken naar de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. De bezwaarschriften tegen de synode van Assen in 1926 kwamen De Gaay Fortman niet op een officiële waarschuwing te staan zoals Schouten even later overkwam. Behalve de al genoemde bezwaarschriften schreef De Gaay Fortman in de periode 1922-1952 een zestal artikelen (bewerkingen van voordrachten) waarin hij de evolutiegedachte bij de gereformeerden ingang trachtte te doen vinden. Hij vond daarvoor, zo goed als geen gehoor, ook niet binnen de CVNG. Een aanbod van een hoogleraarschap in Pretoria (in de jaren dertig) wees hij af. De Gaay Fortman schreef een serie leerboeken voor mens-, dier- en plantkunde voor het (christelijk) middelbaar onderwijs. Deze boeken werden vele malen herdrukt. In de eerste drukken werd gezwegen over evolutie, in tegenstelling tot andere vergelijkbare leerboeken uit die tijd. Vanaf de jaren zestig werd de evolutie (evenals de seksuele voortplanting) bij elke volgende druk uitgebreider behandeld: het onderwerp was blijkbaar bespreekbaar geworden.

In 1954 werd De Gaay Fortman alsnog aan de VU benoemd en wel tot docent in de didactiek van de biologie, een onderwerp dat hem goed lag. Met veel animo nam hij deel aan de binnen- en buitenlandse excursies, waarbij hij, intussen 70 jaar oud, voor ‘t eerst van zijn leven in een tentje kampeerde. De Gaay Fortman was vijf jaar secretaris van de Vereniging van Leraren bij het VHMO en twintig jaar secretaris van de Vereniging van Leraren in de Biologie. Tot op hoge leeftijd bleef hij gezond, sportief en vol humor. Hij overleed in 1983 op 95-jarige leeftijd.

 


Jacob Mees (Rotterdam, 11-06-1885 - Nijmegen 16-11-1970), verzekeringsmakelaar en bankier, Rotterdam.

Jacob Mees 1936 (Schilder Pyke Koch)
Jacob Mees 1936 (Schilder Pyke Koch)

Jacob Mees, gehuwd met Emma van Stolk (1887-1947), was een fascinerende man met veel gevoel voor cultuur zoals art en schilderkunst maar ook toneel, letterkunde, parken en tuinen hadden zijn aandacht. Zijn woning in Rotterdam stond daarom ook schuin tegenover de kunsthal aan de Westzeedijk. Zo had hij goede connecties met kunstenaar Jan Voerman sr. , met schilder graficus Dirk Hidde Bijland en met schilder Pyke Koch. In de jaren 1932 t/m 1934 stelde hij 100 gulden beschikbaar om uit te reiken als aanmoedigingsprijs voor ‘oorspronkelijke romans of toneelstukken, die betrekking hebben op het leven der kantoor of zakenmensch’. Deze prijs werd al snel de “Mei-prijs’ genoemd. Om zijn flora en fauna interesse tegemoet te komen kwam hij in 1926 in het bezit van een prachtige vlakbij zijn woning gelegen, 1.2 ha grote tuin ontworpen door landschapsarchitect Jan David Zocher jr. Deze tuin was alleen toegankelijk vanuit hun huis. Na de dood van Mees besloten de erven om de tuin vrij toegankelijk te maken. De officiële opening vond plaats in 1973. In 1996 werd de tuin overgedragen aan Stichting Schoonoord, die ten doel heeft de historische tuin in stand te houden en toegankelijk te laten zijn voor het publiek.

De oude Hof
De oude Hof

Jacob Mees had ook een vliegbrevet en zodanig ook in het bezit van een vliegtuig, eigenlijk een auto-giro vliegtuig met de naam ‘Koolmees’. Zodra het vliegveld op Nieuw-Haamstede werd geopend kwam hij in Schouwen alwaar zijn voorliefde voor natuur, rust en zee alleen nog maar meer werden aangewakkerd. Zijn eerste aankomsten waren het gevolg van tussenstops welke hij maakte op zijn vluchten naar Vlissingen om vanuit daar naar zijn eigendom in Buitenplaats Der Boede te Koudekerken te reizen. Deze woning werd in de oorlog door de bezetter gevorderd, vanwege dit toedoen verkocht hij na het overlijden van Emma deze woning om het in 1937 gebouwde zomerhuis Kamphuys aan de Kampweg te kopen. In 1951 trouwde Jacob zijn 2de vouw, Suzanna Jongbloed Uyterhorst (1904-1986). Het huis werd in 1953 omgedoopt tot ‘Meezennest’. Ook kocht hij later een geschutsbunker in de duinen aan. Deze bunker gaf een perfect fascinerend zeezicht. Deze bunker stond rechts van de overgangstrap en in navolging van het ‘Meezennest’ verkreeg dit optrekje de naam ‘Meeuwennest’. En zoals de overlevering verteld: Alle materialen voor de verbouwing werden geleverd en onder aan de trap opgestapeld. Een bordje werd geplaatst , soms ging Mees er zelf bijzitten, met de vraag of elke strandganger één attribuut mee naar boven wilde nemen. Dat plan slaagde wonderbaarlijk maar in de vroege jaren ’60 werden alle bunkers gesloopt, ook die van Mees waar de werkzaamheden nog bezig waren. Later verruilde hij de woning aan de Kampweg met de boerderij ‘De Oude Hof’ aan de Lageweg 14. Het ‘Meezennest’ heeft hij echter nooit verkocht en is nog steeds door de familie Mees in gebruik. Tot aan zijn dood vertoefde hij hier afwisselend met zijn woning in Rotterdam. Mees werd ook vaak herkend als wandelaar. Heel Schouwen wandelde hij door en in die hoedanigheid kreeg hij veel bekendheid. Wandelen, trainen voor o.a. de Nijmeegse Vierdaagse. 


Joost Hudig (Rotterdam, 18-03-1880 – Zeist, 04-06-1967), Scheikundig ingenieur, hoogleraar.

Han Hudig
Han Hudig

Joost Hudig trouwde in 1905 met Sophia Alida Hudig (geen directe familie van elkaar) in Rotterdam. Zij overleed in 1924 in Groningen, Joost hertrouwde in 1937 met Henriëtte Kapteyn in Wageningen, biografe van de schrijver Hans Christiansen.

Het was ook te Rotterdam waar hij de HBS doorliep. Zijn academische studie volgde hij in Duitsland aan de Technische Hogeschool van Hannover, begonnen met elektrotechniek maar hij verwisselde dat met de scheikundestudie. Tot zijn opleiding behoorde ook landbouwchemie en microbiologie. In 1904 trad hij in dienst bij de Rijkslandbouwproefstations, eerst in Goes en Maastricht en vanaf 1905 in Groningen. In Groningen werd hij in 1916 directeur van de tweede afdeling voor de cultuur op zand- en veengronden van het Rijkslandbouwproefstation. Helemaal gelukkig voelde Hudig zich toch niet bij het proefstation getuige een sollicitatie in 1918 naar een betrekking bij een industrieel onderzoekslaboratorium.

In 1927 volgde, na de oprichting van het Bedrijfslaboratorium voor Grondonderzoek, zijn benoeming tot directeur van die inrichting. Hudig beschreef samen met C.W.G. Hetterschij in het Chemisch Weekblad 25 (1928, p. 500-506) de inrichting van dit laboratorium. Voor de landbouw op lichte gronden was er behoefte aan snel en goedkoop onderzoek van grondmonsters waarmee de bemesting kon worden vastgesteld. Het onderzoek werd uitgevoerd met de uitgewerkte methodes van het Rijkslandbouwproefstation. In 1928 werd Hudig benoemd tot hoogleraar landbouwscheikunde aan de Hogeschool te Wageningen. Hij ontwikkelde een standaard om de gehalten aan mineralen en sporenelementen in de bodem vast te stellen. Hij bracht de scheikunde in de landbouw.

Op 1 juli 1949 ging Hudig met emeritaat. Hij bleef zich daarna bezighouden met de bemestingsleer en gaf lezingen over nieuwere inzichten in de bemesting door niet alleen kunstmest maar ook organische bemesting toe te passen. In 1955 publiceerde hij het boek ‘Bemesting door de eeuwen heen’. In 1965 verscheen nog de publicatie ‘Liebig's oorspronkelijke inzichten bevestigd: de phosphaatbemesting de basis voor het vruchtbaarheidsonderhoud van de grond’.

Zeedraak 1930
Zeedraak 1930

Vanaf de jaren 1919 werd prof. ir. Joost Hudig regelmatig door de ‘Kring “Schouwen en Duiveland” der Zeeuwsch Landbouwmaatschappij’ uitgenodigd om lezingen te geven over het gebruik van o.a. meststoffen en over bodem- en grondculturen. Om zelf ook meer inzicht te krijgen over de Schouwse bodem kwam hij gaande weg ook in Westenschouwen terecht. Aangetrokken door de serene rust aldaar was een idee zo geopperd. Het was in maart 1922 dat Joost, een vergunning verkreeg voor het bouwen van een buitenhuisje in de duinen bij Westenschouwen. 

Het werd het zomerhuis Zeedraak in de duinen ter hoogte van de Stekeldijk, links van de grote trap naar het strand. Een bekende bewoonster was Hudigs oudste dochter van vier kinderen. Haar jonge jaren stonden in het teken van de dood. Twee broertjes stierven allebei als kind, haar moeder overleed in 1924, en haar zus Liesbeth stierf tijdens haar studietijd, in 1930. Toch zou Han Hudig haar jeugd later als ‘harmonisch’ omschrijven. Prof. mr. Johanna Clementina (Han) Hudig (Groningen, 1907 – Amersfoort, 1996), werd in 1938 inspectrice bij de kinderpolitie te Rotterdam, van 1947 tot 1977 (als eerste vrouwelijke rechter in Nederland) kinderrechter in de rechtbank Rotterdam en van 1957 tot 1972 buitengewoon hoogleraar Kinderrecht en Kinderbescherming aan de Universiteit Utrecht. Bij het huis werd in 1926 nog een rietgedekt stenen schuurtje gebouwd in opdracht van een bevriende relatie, mevrouw M.J. Mesdag. Ook de Zeedraak werd in maart 1943 op last van de Duitse bezetter afgebroken. Mevrouw Hudig wenste het zomerhuis niet te herbouwen en verkreeg in 1952 toestemming haar herbouwplicht c.q. de rijksbijdrage in het kader van de wederopbouw en volkshuisvesting te verplaatsen naar een perceel aan de Steenweg nr. 8, rechts naast de ingang van ‘De Kure’. 

Note: Joost Hudig was familie van Jacob Mees ( in een verre graad).

 


Edzard Jacob Gelderman (’s Gravenhage, 05-02-1881- Noordgouwe, 01-07-1940), bankier.

Edzard Gelderman 1905
Edzard Gelderman 1905

Edzard was gehuwd met Johanna Maria (Annie) de Crane (1887-1961), waren zeer gerespecteerd en graag gezien. Het echtpaar, sportief en gemakkelijk bereikbaar, wonende te Zierikzee hadden er veel voor over om mensen, verenigingen of acties bij te staan in woord en daad.

Johanna had via haar voorouders al enige goede banden met Haamstede en Westenschouwen. De voorgeschiedenis van Johanna lag bij Jonkheer Johan François van Vrijberghe als Heer van Westenschouwen (1776-1845) en bij Pieter Paul de Crane als één van de kopers die in 1853 de Baanderheerlijkheid Haamstede, het slot met alle bijbehorende rechten en plichten opkochten om het oude slot te redden van de ondergang. Zij huwde in 1910 Edzard die zich als bankier had gevestigd in Zierikzee. Ook Edzards moeder had een Zeeuwse achtergrond. Zij was vanuit haar geboorte in Oostkapelle, Jonkvrouwe wonende te Middelburg.

De sportieve jonge bankier zette zich ook in voor de Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer. Het  V.V.V., waar hij 22 jaar zich zeer actief als enthousiast animator voor heeft ingezet. Daarbij behoorde o.a. ook het  organiseren  van fietstochtjes en op één van die oriënterende pro-ritjes werd Westenschouwen ook aangedaan en ook hier, hoewel zich toch ook van de historische band bewust, was de liefde geboren.

 

De Houtsnip
De Houtsnip

Het eerste buitenhuis dat in Westenschouwen verscheen was het jachthuis De Houtsnip van de Edzard en Annie Gelderman en hun twee kinderen Arnold Christiaan (1911-1977) en Anna Marie (1913-1996), dat gevorderd als Duitse commandopost de tweede wereldoorlog min of meer doorstond, maar helaas in 1975 alsnog onder de slopershamer is gevallen. In 1918 bouwden men dit charmante huis aan het ‘Duinwegje’, zoals het karrenspoor naar het strand toen werd genoemd. Het lag rechts van de huidige ingang naar de Domeinen op een perceel ‘bosch en weiland’ dat Edzard Jacob kocht van Barteld Boot Janszn, landbouwer op Toledo’s hoeve. Het huis werd gebouwd op een vrij hoog duin begroeid met duinstruweel. In die tijd waren de duinen van de Westhoek nog grotendeels blank. De bebossing nam pas in 1923 een aanvang. 

Garage in de kern. Links dochter Anna Marie, Edzard, hr. Van de Hoek.
Garage in de kern. Links dochter Anna Marie, Edzard, hr. Van de Hoek.

Het jachthuis De Houtsnip was dan ook tot in de verre omtrek te zien. De Houtsnip werd gebouwd door Pieter Romeijn. De landelijke stijl van het huis sloot nauw aan bij de smaak van die tijd: een rechthoekig, wit gesaust bakstenen huis met een eerste verdieping onder het zadeldak, gedekt met rode oud-hollandse pannen, een klokkenstoel op de nok van het dak. Edzard was ook de gelukkige eigenaar van een heuse automobiel waar mooie ritjes meegemaakt werden, echter de Houtsnip was in de begin jaren bijna mobiel niet bereikbaar. Een oplossing was zo gevonden, in de kom van het dorp werd tussen het snoepwinkeltje van Cornelia Walkier-Remmens en het pand van Andries Groenleer een garage gebouwd (zie hoofdstuk 13). De voormalige garage is heden de ingang van de pizzeria alwaar binnen, als herinnering, nog een foto van Edzard met auto hangt. In 1926 werd er een dubbele garage met bovenwoning bijgebouwd en in 1932 een betegelde tennisbaan aangelegd. In de jaren dertig vond nog een aantal stevige verbouwingen plaats waarbij de bouwkundige A.J. Ilcken en de metselaar Karel Lemsom, de timmerman L.C. Bom, de aannemer N.J. Bijkerk en de schilder W. Blok waren betrokken. De garage werd na de oorlog als het zomerhuis De Bergeend in gebruik genomen en werd in de zeventiger jaren door een nieuwe eigenaar verbouwd tot het huidige paradijselijk gelegen woonhuis van die naam.

 

Marien van der Weel (uit Burgh), los arbeider en ook werkend als tuinman bij het zomerhuis "De Houtsnip" was gehuwd met Pietje Bom (uit Westenschouwen). Als dank voor hun goede werk woonden zij in het door Edzard Jacob Gelderman voor hen gebouwde huis "De Zwaluw", Lageweg 30 te Westenschouwen. 

Annie de Crane 1905
Annie de Crane 1905

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                                                           

 

 

 Voetnote: Kleinzoon Edzard F.G.M. Gelderman tot op heden nog steeds zeer betrokken met Westenschouwen als ook bij vele organisaties op het eiland Schouwen-Duiveland.

 


Jan van de Wall en Barones Emilie Marie Schimmelpenninck van der Oye

Jan van de Wall (1877, Brouwershaven – 1945, Durban, Zuid-Afrika), gehuwd met Maria Petronella Blom (1978, Rotterdam – 1964) lieten in 1920 het Duinhuys optekenen. Een vergunning was zo aangevraagd zodat nog datzelfde jaar de duinwoning kon worden betrokken. Jan was al van jongs af aan avontuurlijk aangelegd en begon op vrij jonge leeftijd de wereld rond te reizen. Al in 1902 had hij bootreizen naar New York en Johannesburg achter de rug. Door die geestdrift gedreven kwam de handelsreiziger in hem bovendrijven wat later resulteerde in wijnhandelaar. Na het huwelijk in 1904 met Maria werden er 2 meisjes en 2 jongens geboren. Jan was zeer erg doende met (oorlogs)veteranen, zowel ter land en ter zee. Mogelijk dat dit initiatief zich aandiende omdat veel familie van Maria het vaderland dienden. Jan was o.a. lid van de Kon. Nederl. Vereeniging “Onze vloot” waarvoor hij het initiatief genomen had om herinneringsmedailles te verkopen waarvan de opbrengst voor de veteranen was. 

Hiernaast was hij nog secretaris van Kon. Ned. Ver. “Ons Leger”. Daarvan was hij groot pleiter voor uitdelen van geldelijke ondersteuning aan houders van de militaire Willemsorde’s, mannen die zich in het belang van het vaderland op buitengewone wijze hadden onderscheiden en die later een vrijwel onverzorgd, een moeilijk bestaan leiden. Ook was hij zeer begaan met historische merkwaardigheden en gaf hij lezingen en lichtbeeldende voordrachten te Haamstede over Zuid-Afrika. Ook hier was de opbrengst voor het Armenbestuur te plaatsen. Ja, Jan was zeer begaan met de minderbedeelden en behoeftige. Hij was ook nog initiatiefnemer om diverse instanties kerstmispakketten voor zieke soldaten te laten verzorgen. Het hart zat op de juiste plaats. Maar daar hij graag gezien was en graag een praatje maakte, kon hij niet hét gebruik van zomerwoning maken van wat hij en Maria zich er van voorgesteld hadden. Wijnhandelaar kostte te veel tijd en energie zodat het Duinhuys, alsmede de gehele inboedel,  al na enkele jaren in de verkoop kwam. Men zat echter inmiddels in de aanloop van de crisisjaren en duurde het nog tot 1937 aleer de vakantiewoning werd verkocht.

Barones Emilie
Barones Emilie

De woning werd verkocht aan Barones Emilie Marie Schimmelpenninck van der Oye (1910, Den Haag – 1988, Alicante), hofdame van de koningin, die samen met haar 3 jaar jongere broer Baron Alexander, gehuwd met C. Telders, in Westenschouwen verzeild geraakten. Terwijl Emilie een bestaande woning kocht, liet Alexander er 2 nieuwe bouwen, Westenhout en Weskenshage (Lageweg 32 + 34). Emilie “Mimi”, nog een vrijgezelle dame, verkreeg tevens in 1939 een vergunning om onder het huis een garage c.q. schuilkelder te laten bouwen, het was immer de tijd van de oorlogsdreiging. Lang heeft zij niet mogen genieten. In 1943 werd op last van de bezetter de woning afgebroken. Aan het einde van de oorlog, 30-08-1945 huwde zij Jhr. Carel Rolinus “Pino” Prins (geboren Charles)(1907, Haarlem – 1980, Alicante). Na de oorlog kwam het stel als het echtpaar Prins- Schimmelpenninck van der Oye terug naar Westenschouwen en aanschouwde daar de bunker welke op de plaats van hun voormalige woning was gebouwd. De bunker mocht na aanvraag omgebouwd worden tot vakantiewoning en verkreeg de naam “De Zeven Konijnen”, totdat ook deze in de jaren 60 werd geruimd. Eerder, in 1954, werd een vergunning verkregen voor een nieuwe zomerwoning naast de ingang van “De Kure”. 

Baron Alexander
Baron Alexander

Hierbij werd gebruik gemaakt door het echtpaar Jan M. Bouwman en Mina Bouwman-Boot van de herbouwplicht/rijksbijdrage van Mevrouw Prins-Schimmelpenninck van der Oye die haar werd toegekend als bijdrage in de schade voor de ‘sloping’ in 1943 van haar zomerhuis Duinhuys. De nieuwe woning werd “De Wielewaal” het hedendaagse “De Deining”, Steenweg 10.

Zowel Hr. en Mevr.  Van de Wall alsook Hr. en Mevr. Prins-Schimmelpenninck van Oye zijn na hun korte verblijf in Westenschouwen overgegaan tot verblijven in andere landen.  Zo vertrokken eerst genoemden naar Durban, Zuid-Afrika om daar hun oude dag te beleven en de Prins’en naar Alicante, Spanje. Broer Alexander heeft ook niet lang mogen genieten van en in Westenschouwen, 5 jaar na de bouw van zijn beide huizen werd hij op 28 jarige leeftijd in augustus 1942 geëxecuteerd door de bezetter. Hij was opgepakt als wraak omdat daders van een springstofaanslag zich niet wilden melden (zie verslag). Alexander was voorzitter van de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club (KNAC), daarnaast was het een bekende figuur in sport- en toeristische kringen in Nederland als onder meer president van het Nederlands Olympisch comité. De familie Schimmelpennick van der Oye-Telders bezat ook vakantiewoningen in o.a. Noordgouwe en Schuddebeurs. Na zijn overlijden werd hun zoon Alexander geboren.

7-juli-1945

De eerste vijf vermoorde gijzelaars.

In de bosschen bij Goirle (N.B.) op enkele honderden meters van de Belgische grens, zijn de lijken gevonden van de eerste gijzelaars, die op 15 augustus 1942 vielen als slachtoffers van de Duitsche terreur. Onder hen bevonden zich drie vooraanstaande Rotterdammers, t.w. de heeren Willem Ruys, directeur-generaal van den Rotterdamschen Lloyd, Chr. Bennekens, hoofdinspecteur van politie en Mr. Rob-Baelde. De andere slachtoffers waren. E.O.G. Graaf van Limburg-Stirum, uit Arnhem, en Baron Alexander Schimmelpenninck van der Oye uit Noordgouwe (Z.).

 

Zooals men zich herinneren zal, was er op 7 aug. 1942 een bom neergelegd op het spoorwegviaduct te Rotterdam ter hoogte van de Meent, welke bom ontijdig ontplofte. De uitwerking was gering. Generaal Christiansen meende er echter een daad van terreur in te moeten zien en hij stelde een termijn van zes dagen, binnen welke de dader zich moest melden; gebeurde dit niet, dan zou, een aantal gijzelaars worden neergeschoten. In den avond van 14 aug. werden de heeren Ruys en Bennekens, die in Haaren vertoefden naar St. Michielsgestel overgebracht, en evenals de andere drie uitgekozen slachtoffers werden zij in een afzonderlijke kamer opgesloten, waar zij een afscheidsbrief mochten schrijven en geestelijken bijstand ontvangen. Inmiddels waren eenige hooge Duitsche officieren gearriveerd die van het komende gruwelijke schouwspel getuigen wilden zijn. Kort daarop werden de gijzelaars geëxecuteerd.

 

Maar niemand zou geweten hebben waar hun lijken verborgen waren, indien niet een toevallige omstandigheid een Nederlandsche getuige in de buurt had  gebracht van de plaats der executie. De jachtopziener van Heerenbeek hoorde het geluid van schieten. Hij liep in de richting van het geluid, maar hij stuitte toen op Duitsche auto’s en hij werd teruggestuurd. Drie maanden lang werd het terrein angstvallig door de Duitschers bewaakt. Zoodra het toezicht verslapte, heeft de jachtopziener tezame met zijn patroon een onderzoek ingesteld. Bij het graven werd een kleedingstuk ontdekt, waarvan een gedeelte was afgesneden. Hierdoor had men de zekerheid, dat er menschen begraven lagen. Voorloopig werd het graf weer gesloten. Na de bevrijding heeft de jachtopziener opnieuw laten graven en in een twee meter diepen kuil vond men de vijf lijken en voorts evenveel palen met groote spijkers aan den achterkant, alsmede blinddoeken en touwen. Men had over alles een laag kalk geworpen. De executie viel nu gemakkelijk genoeg te reconstrueeren. De gijzelaars waren eerst aan den paal gebonden, daarna geblinddoekt en vervolgens doodgeschoten. De ontzielde lichamen heeft men daarna in de kuilen geworpen, waarna men alle sporen van deze misdaad heeft trachten uit te wisschen.

 

(Note: Christiansen werd in 1948 tot 12 jaar gevangenis veroordeeld)

 


Arnoldus Gerardus (A.G.) Stoon, "De Schuilhoek"

Arnoldus Gerardus Stoon (16-03-1891, Rotterdam –  11-04-1979, Sliedrecht)

gehuwd in 1918 te Rotterdam met Hendrika Maria Spierenburg (23-08-1894, Rotterdam – 17-07-1983, Rotterdam), was voornamelijk exporteur.

 

 

Arnoldus had een druk leven als exporteur. Villa “De Schuilhoek”, werd in 1934 louter en alleen gebouwd als vakantieverblijf voor het gezin Stoon. Al op jonge leeftijd werd Arnoldus vanaf 1919 belast met de in- en verkoop van oliën en vetten voor o.a. de zeep- en boterproductie namens de Van den Bergh’s fabrieken (zie note). Van den Bergh’s fabrieken was een van de belangrijkste Europese margarine-producenten van de vroege twintigste eeuw en stond mede aan de wieg van het bekende concern Unilever.

AG Stoon wordt geridderd
AG Stoon wordt geridderd

Van 1939 tot 1940 werd hij belast namens de Nederlandse regering voor de aankoop van oliezaden en oliën voor de Nederlandse vetvoorziening. Na oorlogstijd van 1945 tot 1948 werd Arnold vertegenwoordiger bij de International Emergengy Food Council, voor de internationale verdeling van vetten, oliën en oliezaden in Londen en Washington bij de Nederlandse ambassade.

Na die periode van goed en veel werken ging Arnold terug naar de inmiddels fusie van Van den Bergh- Unilever fabriek alwaar hij op 1 januari 1953 benoemd werd als directeur van de Unilever Grondstoffen Mij. In deze functie zou hij verblijven tot zijn pensioen in 1956 alwaar hij op die dag ook nog benoemd werd tot Officier van de Orde van Oranje-Nassau. 

De mooie villa of landhuis gelegen aan de hedendaagse Hoge Hilleweg heeft na de bouw niet veel bewoning gekend. Zijn echtgenote kwam er met de kinderen wel regelmatig totdat de oorlog uitbrak en de woning werd door de bezetter gevorderd en omgebouwd werd als medische post en in die hoedanigheid die tijd nog redelijk tot goed is doorgekomen. Na de pensionering heeft Arnold nog dik 20 jaar in Westenschouwen kunnen genieten. 

 

 

Landhuis Villa De Schuilhoek
Landhuis Villa De Schuilhoek

Zoon Piet Arnold Stoon (22-04-1921, Rotterdam – 11-03-2012, Westenschouwen) was kort na oorlogstijd (1948) inmiddels gehuwd met  Maria (Mia) Antonia Brusse (21-02-1921, Rotterdam – 23-08-2008, Rotterdam) hebben het leven in “De Schuilhoek” voorgezet tot aan hún dood.

 

Piet was in 1979 een van de grondleggers van de SRV (Oprichting Stichting Roeivalidatie)

De heer Piet Stoon, – drager van de Erepenning in Goud van de Koninklijke Nederlandse Roeibond (KNRB), en een fervent roeier – is tijdens een receptie de weddenschap aangegaan dat aangepast roeien voor mensen met een beperking mogelijk moest zijn. Vanuit zijn werk bij het Erasmus Medisch Centrum is hij in staat gebleken voor mensen met amputaties, verlammingen, spina bifida (open rug) en visuele beperkingen roeien mogelijk te maken. Omdat de Gemeente Rotterdam moest bezuinigen (ook toen al) zou de gemeentelijke roeiloods worden gesloten.

Door lobbyen van de heer Piet Stoon kon de roeiloods behouden blijven. Met als harde eis dat er naast het aangepast roeien een valide roeivereniging moest worden opgericht om de exploitatie van gebouw en inventaris rond te krijgen!

Na een vergadering van allerlei mensen die om en rond het aangepast roeien hingen is de Stichting Roeivalidatie, en Roeivereniging Rijnmond opgericht. Door het samengaan van de Roeivereniging Rijnmond en St. Roeivalidatie was er behoefte aan meer faciliteiten. Derhalve kwam er een soort directiekeet op het terrein te staan, waar een kopje koffie en een sapje gedronken konden worden.

Beide verenigingen groeiden uit hun jasje, en in gezamenlijkheid is besloten om het gebouw uit te breiden tot het gebouw dat er nu staat. Architect Eric Geill heeft het ontwerp gemaakt en op 24 januari 1995 heeft Erica Terpstra de eerste paal geslagen.

Stichting Roeivalidatie Rotterdam heeft, mede door Piet Stoon, aangepast roeien in Nederland op de kaart gezet. De stichting is uitgegroeid tot een grote organisatie met circa 80 roeiers, en draait volledig op de inzet van vrijwilligers.

 

Note: 

Samuel (Sam) van den Bergh (Oss, 6 april 1864[1] – Nice, Frankrijk, 4 februari 1941) was een Nederlandse ondernemer en politicus, afkomstig uit een sinds de 18e eeuw in Noord-Brabant wonende Joodse familie. Hij was een van de belangrijkste Europese margarine-producenten van de vroege twintigste eeuw en stond mede aan de wieg van het bekende concern Unilever.

 

Hoewel er aanvankelijk een scherpe competitie bestond met een andere producent uit Oss, Anton Jurgens, voegden beiden hun bedrijven in 1927 samen tot de Margarine Unie, dat in 1930 met het Britse Lever Brothers zou fuseren tot Unilever. De voedseltak van Unilever heeft rond 2000 ook enige tijd onder de naam Van den Bergh Foods gewerkt. De margarinefabriek aan de Nassaukade in Rotterdam heeft lang Van den Bergh & Jurgens geheten. Daar bevindt zich naast een productiefaciliteit ook het in 2005 in gebruik genomen hoofdkantoor van Unilever Nederland, de Brug

 


C.J.A. Storn (30-03-1884, Arnhem - 4-1-1964, Leiden)

HBS. Middelste rij, midden: Carel Storn.
HBS. Middelste rij, midden: Carel Storn.

Carel Johan Antoon, als zoon van een boekhouder was het te verwachten dat hij een gedegen opleiding zou gaan volgen, en zo geschiedde. Zijn studie rondde hij af op de HBS te Arnhem en kwam daarna in aanmerking in 1904 voor toelating bij de infanterie te lande. Al snel kwam Carel, vanwege zijn talenten al snel op de KMA terecht. Via de KMA cadetten detachering in Bergen op Zoom slaagde hij in al juli 1908 voor het officiersexamen (2de-luitenant) en werd hij benoemd bij het 4de regiment veld artillerie te Ede en legerplaats Oldenbroek. In deze functie was hij tot 1911 actief, waarna hij overplaatsing in rang kreeg naar 1ste-luitenant. In deze periode en daarvoor had hij één grote liefde, de liefde voor paarden. Al vroeg in zijn militaire loopbaan kreeg hij met paarden te maken. Auto’s waren er immers niet om de artillerie te verplaatsen, dat ging met pk’s. Carel werd zelf een fervent springruiter die bij vele concours-hippique’s op de eerste plaats eindigde. De ruiterbrigade was er in Ede en Amersfoort voor zowel de artillerie als voor de ruiterij. Hele dagen kon men daar te paard oefenen om de eer van het korps hoog te houden en daar werd dus gretig gebruik van gemaakt.

 

In 1912 werd hij ontheven van detachering bij de rijschool te Amersfoort t.b.v. de landverdediging. Onze oosterburen stonden n.l. zo goed als voor de deur. Het was de tijd van de mobilisatie dus werd hij in 1913 overgeplaatst naar Leiden als commandant van het depot van het korps. In 1915 huwde hij de in Soerabaja geboren Maria Augusta Companjen (1894-1944) en kregen samen 2 zoons en 2 dochters. Carel was een goed militair, met het hart op de juiste plaats, een collega zou hij nooit afvallen zo bleek later eens in de rechtbank. In 1927 kwam hij via een relatie in contact met Jeremias van Vessem die eigenaar was van Hotel-pension Zeelust, en die een perceel had aangekocht om 2 huisjes te laten bouwen. De ene was “De Vlinder” en de andere “De hut”, welke laatste op naam kwam te staan van Carel Storn. Het was een simpel ontwerp dat houten zomerhuis maar een heerlijke plek om de weekenden en de vakanties door te komen. Maar ook hier was zelden sprake van. Vanwege Carels sportieve uitdagingen kwam het er vaak niet van om naar Westenschouwen te komen. Zoals een goed militair betaamd werden er ook 8 deelnames aan de 4-daagse van Nijmegen bijgeschreven. Van 1932 t/m 1939 was hij paraat.

 

Zo rond 1933 was hij inmiddels commandant van de treinafdeling van de II-de artilleriebrigade te Ede welke werd opgeheven zodat hij werd overgeplaatst naar het 8e regiment veldartillerie ook te Ede, alwaar hij in 1935 werd benoemd tot kapitein en niet veel later (1938?) met pensioen ging. Voordat hij goed en wel zijn welverdiende rust kon gaan nemen in hun vakantieverblijf brak de oorlog uit en werd De Hut in 1943 op last van de bezetter afgebroken. Zijn hart werd ook gebroken, zijn geliefde overleed ook in oorlogstijd 1944. Op latere leeftijd in 1959 hertrouwde Carel nog met Hester Johanna der Vegte (1890-1988) maar in Westenschouwen is hij niet meer gezien.

 

Bijlage:

Zoon Paul Carel ging ook het leger in voor een officiersopleiding bij de KMA. Paul werd tijdens WO2 een krijgsgevangene in Kamp Stanislau en waarschijnlijk ontsnapte hij, toen de Russen kwamen ingevallen, met 150 anderen tijdens een treintransport naar Mecklenburg. Hij was, in navolging van zijn vader, ook een goed ruiter geworden op wedstrijden cross country en concours-hippique. Sportief was Paul ook goed onderlegd. Zo streed hij mee in de olympische militaire vijfkamp. Schieten, paardrijden, granaatwerpen, schermen, veldloop, zwemmen, één onderdeel viel uit na gelang het jaargetijde.

Dochter Hilde Louise ‘Loukie’, werd tijdens de oorlog een vaderlandsstrijder in het verzet waarvoor zij later het verzetsherdenkingskruis (VHK) in ontvangst mocht nemen.

 


Waalko Jans Dingemans (16-06-1873, Lochem – 9-10-1925, Haarlem)

Dingemans werd geboren als zoon van de arts Coenraad Johannes Dingemans en Margaretha Froukea Roelofsma. Na het overlijden van zijn vader verhuisde hij met zijn moeder naar Groningen, waar hij werd opgeleid aan de Academie Minerva. In 1892 verhuisden ze naar Den Haag. Dingemans vervolgde zijn kunstzinnige opleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten en werd in de avonduren opgeleid tot belastingontvanger. Als belastingontvanger werkte hij in Den Haag, Nieuwkoop (1904) en Gorinchem (1911). Hij raakte bevriend met de kunstenaars Simon Maris en Job Graadt van Roggen en sloot zich aan bij de Sint Lucas, Arti et Amicitiae en de Haagsche Kunstkring. Hij exposeerde met deze verenigingen en bij de tentoonstelling van Levende Meesters (1903) in Amsterdam.

Waalko sr. & Henriette
Waalko sr. & Henriette

In 1903 trouwde Dingemans met de schilderes Henriette Gesina Numans (1877-1955). Uit dit huwelijk werden onder anderen de architecten Frans en Pieter Dingemans en schilder Waalko Jans Dingemans jr. (1912, Gorinchem – 1991, Westenschouwen) geboren gehuwd met Elizabeth (1922 - ), een Ierse die hij op de boot bij Venetië had leren kennen. In 1911 verhuisde het gezin sr. naar Gorinchem, waar Dingemans rijksontvanger en gemeenteraadslid werd. 

 

Maar de drukke werkzaamheden eisten op den duur hun tol en in 1917 werd Dingemans om gezondheidsredenen afgekeurd. Vanaf dat moment wijdde hij zich volledig aan zijn kunst. In deze jaren schilderde hij veel in Zeeland. Hij bezat in Westenschouwen een huisje, waar hij vaak voor langere tijd met zijn gezin verbleef. Samen met zijn vrouw, de schilderes Henriëtte Dingemans-Numans, trok hij er dan op uit om buiten te gaan schilderen. Ook zijn vriend, de schilder en graficus J. Graadt van Roggen, heeft hem hier meermalen op deze schildertochten vergezeld.

Maar lang heeft Dingemans niet meer van deze vrijheid kunnen genieten, want in 1925 overleed hij, slechts 52 jaar oud. Een van zijn vrienden karakteriseerde hem als "een kind des lichts, met zijn klare heldere ogen en eerlijk lichtende ziel". Dit karakter kenmerkt ook zijn werk. Zonnig, helder en eerlijk. Hij werd begraven op Westerveld.

Waalko sr. belande in het voorjaar 1920 in Westenschouwen alwaar hij op zijn knal- en knettermotorfiets vaak rondtoerde. Als schilder was hij al vaak in Zeeland geweest en had van 1900 tot 1903 al in Aardenburg gewoond. Toen een goede kennis van hem werk kreeg in Zierikzee, was dat meteen een aanleiding om een reis naar Schouwen te ondernemen en daar te gaan schilderen. Maar eenmaal geschilderd en om daarna de schilderijen op de motor mee te nemen was toch echt geen oplossing. De oplossing was gauw gevonden. Tijdens zijn schildertochten was Waalko al snel eens in Westenschouwen terecht gekomen en vond dat een idyllische locatie om te verblijven, een woning was zo gekocht, de oude arbeiderswoning van het personeel van de Van Zuijes-Hoeve. Zeeland had hem gegrepen, schilderen, aquarellen van ondergaande- of opkomende zon, paarden op het strand of in de duinen, werklui op de akker of zeilschepen op het water, maar paarden schilderen dat was echt zijn passie. Mede doordat hij was afgekeurd werd het ook noodzakelijk om al die schilderijen en etsen vaker tentoon te stellen en daardoor de verkoop te stimuleren, er moest toch geld in het laadje komen. Eenmaal in Westenschouwen was er het gevoel van thuiskomen. Heerlijk in de nabijheid van duinen, strand en zee. De Zeeuwse zomers gezegend met prachtig, mooi weer. In korte tijd had hij vele vrienden gemaakt onder de bevolking maar ook vele vrienden kwamen hun in Westenschouwen bezoeken. Na zijn overlijden in 1925 kon mevr. Dingemans het niet opbrengen om richting Westenschouwen te gaan. 

Waalko jr. zelfportret
Waalko jr. zelfportret

Zij woonde inmiddels in hun in 1924 aangekochte woning in Haarlem en had als zomerverblijf een boerderij in Twente. Pas in de zomer van 1928 keerde zij terug en zette haar hobby/werk als het schilderen voort. Ook zoon Waalko jr. begon rond deze tijd serieus te tekenen en legde hier de grondslag voor zijn eigen loopbaan als kunstschilder. Drie jaar na zijn moeders 70ste verjaardag  trok jr. de wijde wereld in om drie jaar later weer terug te keren, het was toen 1950. Henriette had die jaren ook niet stil gezeten, menig mooi schilderij was er in het atelier gemaakt, onvermoeibaar ondanks haar leeftijd. Jr. had in zijn jaren van afwezigheid naam gemaakt als portret- en landschapsschilder in Zuid-Afrika en Rhodesië (inmiddels Zimbabwe geheten). Ook schilderde hij veel portretten variërend van de koning van Swaziland tot Zuid-Afrikaanse presidenten en ministers. Eén van zijn bekenste portretten is dat van Winston Churchill uit 1945. Het verhaal zegt dat Jr. met een autootje van 30 gulden (14€) de reis naar Zuid-Afrika heeft volbracht. De nazaten Dingemans bewonen vanaf 1980 nu permanent in het huisje “De Voersienigheit” aan de Westerschouwenseweg. Anno 2017 was Elizabeth met haar 95 jaar nog de hoofdbewoonster.

 


Familie van der Lugt Melsert-van Ees

Cornelis (Cor) Dirk van der Lugt Melsert (Rotterdam, 4 juli 1882 - Den Haag, 16 augustus 1969) was een Nederlands acteur en toneelleider. Hij was, na eerder gehuwd te zijn geweest met Judith Drabbe (1907-1919), gehuwd met Johanna Martina (Annie) van Ees (Leiden, 30 oktober 1893 - Morges, 9 oktober 1970). Ook zij was een Nederlandse filmactrice. Door haar huwelijk met Cor van der Lugt Melsert stond ze ook bekend als Annie van der Lugt Melsert-Van Ees.

Cor en Annie tijdens toneel.
Cor en Annie tijdens toneel.

Cor debuteerde op 9-jarige leeftijd bij de Nederlandsche Tooneelvereeniging. Destijds woonde hij bij zijn oudere zus Wilhelmina van der Horst-van der Lugt Melsert en zwager Adriaan van der Horst. In 1902 behaalde hij het diploma van de Amsterdamse Toneelschool. Hij speelde daarna in onder meer Op hoop van zegen van Herman Heijermans. Op 15 september 1919 trouwde hij met de actrice Annie van Ees. Tussen 1923 en 1938 had hij de leiding van het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel. In 1938 werd Van der Lugt Melsert leider van de NV Het Nederlandsch Tooneel in Amsterdam. Met ingang van het seizoen '41-'42 ging dat gezelschap op in het Gemeentelijk Theaterbedrijf Amsterdam (GTA). Cor van der Lugt werd 'intendant' van de afdeling Theater van het GTA. Hij werd in 1944 opgevolgd door Ben Royaards.

Na de Tweede Wereldoorlog werd hij door een ereraad aanvankelijk tot twee, later tot één jaar schorsing veroordeeld. Hem werd ten laste gelegd dat hij zonder voorafgaand overleg met zijn spelers en de vertrouwensmannen van het kunstenaarsverzet, in 1942 de Amsterdamse burgemeester Voûte op de hoogte had gebracht van het plan van de toneelspelers om te weigeren lid van de zogenaamde Kulturkammer te worden, én omdat hij zijn medewerkers dringend geadviseerd had van die weigering af te zien. In 1947 werd het vonnis echter nietig verklaart. Na de oorlog legde hij zich onder meer toe op het schrijven van theaterrecensies in Elseviers Weekblad. In 1949 verscheen het boek "Wat ik nog even zeggen wou" waarin hij zijn memoires schreef. Eerder, in 1922, hadden Eduard Veterman en zijn zwager Jan van Ees een monografie gepubliceerd over hem en zijn theaterwerk.

 

Als toneelregisseur bracht hij onder meer de volgende stukken op de planken: Lente (Frühlings Erwachen) van Wedekind, De witte ziekte van Čapek, Boefje van M.J. Brusse, Julius Caesar, Wilhelm Tell, Don Carlos.

Enkele rollen die hij zelf heeft gespeeld:

'Prins Spiridio' (Multatuli: Vorstenschool)

'Armand Duval' (Dumas: Marguerite Gauthier (La Dame aux Camélias)

'Napoleon' (Sardou: Madame Sans-Gêne)

'Dr. Rank' (Ibsen: Nora)

'Koning Magnus' (Shaw: De keizer van Amerika)

'Wilhelm Tell' (Schiller: Wilhelm Tell)

'Dr. Larsen' (Heijermans: Het kind)

'Clausen' (Gerhart Hauptmann: Voor zonsondergang)

'Joris Kuiper, kapitein' (Jan de Hartog: Schipper naast God)

 

Het Zonnehuis met de nokgevelsteen goed te zien.
Het Zonnehuis met de nokgevelsteen goed te zien.

Annie Van Ees werd geboren in een gezin van vijf broers, onder wie Henri en Jan van Ees. Ze doorliep de mulo en sloot zich vervolgens aan bij een toneelschool. In een interview vertelde ze dat toneelspelen in haar bloed zat en dat ze al van jongs af aan wist wat ze wilde worden. Haar toneeldebuut kwam op 17-jarige leeftijd, in het toneelstuk Schakels van Herman Heijermans. In haar beginjaren sloot ze zich aan bij het toneelgezelschap Het Tooneel, waar ze onder andere te zien was naast Louis H. Chrispijn in het toneelstuk ‘t Cafétje (1912). Ze werd later ontdekt door Cor van der Lugt Melsert en sloot zich vervolgens aan bij zijn toneelgezelschap Nederlandsch Tooneel. Op 15 september 1919 trouwden ze met elkaar. Ze kregen een zoon, Cor jr. In haar jaren bij Nederlandsch Tooneel was ze te zien in onder andere Overschotje (1921). Van 1922 tot en met 1938 was ze aangesloten bij het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel. In 1923 speelde ze de titelrol in het toneelstuk waar ze het meest bekend mee is geworden, Boefje. In totaal trad ze meer dan 1500 keer op in het toneelstuk. Mede door deze rol groeide ze uit tot een der bekendste actrices uit het Nederlandse toneel. Ook in Nederlands-Indië trad ze met regelmaat op.

Vervolgens behaalde ze successen met Leontientje, dat in 1926 in première ging. Het toneelstuk lag de actrice dicht bij haar hart, omdat ze daarmee haar 12½-jarig jubileum vierde. Tijdens de loop bereidde ze zich voor op de De pastoor, een toneelstuk dat ze persoonlijk had gevraagd om te creëren, na het lezen van het gelijknamig boek. In haar carrière speelde ze vooral mondaine vrouwen, jonge meisjes en zelfs jongens. Ze speelde voor het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Toneel in talloze toneelstukken, waaronder met haar broer Jan in Men trouwt geen meisjes zonder geld van István Zagon (1929), Mélo (1930), De keizer van Amerika (1930).

In de jaren 30 was Van Ees inmiddels uitgegroeid tot de grootste actrice uit het toneel. Nadat ze het toneelgezelschap in 1938 verliet, kreeg ze de titelrol in de film Boefje (1939). De film was een hommage aan de actrice en een poging om haar fans de bioscopen in te lokken. Later speelde ze de titelrol in Madame Bovary (1942), voordat ze zich in 1950 voorgoed terugtrok uit het theater. In 1970, een jaar na het overlijden van haar man, overleed ze op 76-jarige leeftijd in Zwitserland. Ze werd vereeuwigd met een 'Annie van Eestuin' in Heerhugowaard en een 'Annie van Eesstraat' in Rotterdam, Zaandam en Leiden.

 

Hoe kwamen zij in Westenschouwen terecht?

Na een aantal optredens in de Zierikzeese Concertzaal raakte zij bevriend met de familie Gelderman. Edzard Jacob Gelderman was directeur van deze Concertzaal en vroeg Cor en Annie eens te gast in zijn vakantiewoning “De Houtsnip” te Westenschouwen (hier al eerder besproken). Na een aantal verblijven was de rust in hun zeer drukke (toneel)leven gevonden, een bouwvergunning werd aangevraagd en op 28 januari 1928 verleenden men deze toestemming en werd er gestart met de vakantie woning, gelegen aan de noordzijde van het Toledo’s Pad, geheten “Zonnehuis”. Daar zij veel voorstellingen hadden en veel op reis waren werd het riante zomerhuis in het begin niet vaak aangedaan maar toen eenmaal de vliegverbinding Rotterdam-Haamstede in 1933 klaar was kreeg men de gelegenheid om in korte tijd de verplaatsing te maken, zo werd het ook gedaan. Eenmaal als “vaste vakantiegangers" namen zij de tijd om het publiek met toneel in Haamstede te vermaken. 

Nokgevelsteen staat nu in de tuin
Nokgevelsteen staat nu in de tuin

Maar zoals het met vele duinwoningen verliep, verliep het met het “Zonnehuis” niet anders. Ook deze woning werd in 1943 vernietigd door de Duitse bezetter. Op de plaats van de woning kwam een bunker te staan. Kort na de bevrijding zag men bij terugkomst wat er overgebleven was. Niets, de begroeiing had plaats gemaakt voor een grote kaalte met betonnen blokken, treinbaan en schuttersputjes. Het oude woonhuis is niet meer opgebouwd, de later afgebroken bunker doet gedeeltelijk nog dienst als zwembad een ander bouwwerk als schuurtje. De huidige woning, alwaar op de inrijlaan in de tuin de oude gevelsteen “Zonnehuis” vanaf de Kraaijensteinweg nog te bewonderen is, is opgebouwd in 1950 op de funderingen van de in 1937 bijgebouwde garage. In 1963 kreeg Van der Lugt Melsert nogmaals bezoek van Duitsers. Ditmaal was het een auto met 5 jeugdige Berlijners die met een noodgang de bocht misten en over de kop in zijn tuin belanden, gelukkig met goede afloop deze keer. In 1972 is er aan Cor jr. wonende te Cavigny in Zwitserland nog toestemming gegeven om op het perceel nog een woning bij te laten bouwen maar dat is er niet meer van gekomen.