Het begin van recreatie

 

Zie foto op homepagina.......een verlaten aanzicht rotonde 1900

Het strand van Westenschouwen. Iedereen weet hoe druk het er kan zijn. Jaarlijks komen hier tienduizenden toeristen, gasten en dagjesmensen om nieuwe energie op te doen of om eens lekker van het zonnetje en het strand te genieten. Lekker in je badpak op een handdoek zonnen, plonsen in de golven en op zijn tijd een natje en een droogje. Schijnt het zonnetje wat minder dan merk je dat direct, de echte drukte verdwijnt totdat je nog enkele echte strandliefhebbers overhoud. Voor een koude verfrissende duik of een rondje met de hond. Wat een rust. En toch is het er nóg rustiger geweest.

 

1915. Mensen op het strand in zondagse uitmonstering waren toen zo bijzonder dat ze gefotografeerd werden. De bikini's waren nog ver in de tijd verwijderd.
1915. Mensen op het strand in zondagse uitmonstering waren toen zo bijzonder dat ze gefotografeerd werden. De bikini's waren nog ver in de tijd verwijderd.

 

Het is bijna ongelooflijk om je nu te verbeelden dat zich bijna niemand zich op het strand vertoonde. In een tijd waarin net bekend was geworden dat de aarde rond was en niet plat, de tijd dat fototoestellen erg schaars waren, honden er alleen maar waren om ongewenste personen of dieren van het erf te houden in plaats van knuffeldieren om lekker mee te gaan wandelen, vervoersmiddelen zoals trein, tram, auto(bus) ook schaars waren, fietsen bijna geen optie op al die zandpaden en vooral die zware werkdagen, dan had je geen lust om je nog eens naar het strand te laten begeven. Er kwamen wel mensen op het strand maar dat was meer beroepshalve zoals de strandvonders, de jutters, kantonniers en bij ontij ook de redders die klaar stonden met paarden en sloep om beroepshalve niet alleen de mensen te redden maar vooral ook de cargo waar een leuke cent mee te verdienen was. Één dag in het jaar was het wel druk op het, dit was tijdens het strôarieën. ’s maandags voor Vastenavond is nog steeds de dag dat strôarijders en toeschouwers het strand bevolken, dit wellicht al eeuwen lang.

Zoals bekend heeft het zoute zeewater  een genezende werking, niet alleen voor dier maar ook voor mens. Wondjes genezen sneller na aanraking met het zilte vocht. Dit gegeven heeft boeren eeuwen terug al doen beslissen om na de periode van winterse stalling een moment te kiezen om gezamenlijk met buren en dorp de (werk)paarden door de branding te laten lopen om zodoende eventuele wondjes te ontsmetten en ze te ontdoen van eventuele parasieten. Waar voorheen zo’n 75 rijders met aanhang zich op het strand lieten zien daar is het tegenwoordig een heus feestelijk geheel geworden met een stoet van wel 150 paarden en nog meer. Traditiegetrouw worden de paarden versierd met linten, rozetten en pompons, de rijders rijden ongezadeld in witte broek en zwart jasje. Dit alles wordt vaak begeleid door de dorpsfanfare waarna men eenmaal terug van het strand de feestelijkheden verder worden gezet met bijvoorbeeld ringsteekwedstrijden, volksdansen, kinderspelen en een feestelijke afsluiting in café of kroeg. Kortom, een gezellige winterse dag en een geliefd samen zijn van de bevolking. 

Andere versies van het paardvoeren door de branding (strôarijden) worden omschreven als een heidense traditie als eerbetoon aan de Germaanse godheid Nerthus, ook een traditie uit de Romeinse tijd wordt beschreven of een gewoon voorafgaand aan Pasen christelijk feest.

 

De zon is voor meerdere volkeren een goddelijkheid geweest. Soms had een zelfs een ochtend- en een avondzonnegod. Zo had je o.a. Chepri, Ra, Atoem, Sól, Belenos, Helios enz. De zon gaf en de zon nam. Je kon hem beter aanbidden dan vervloeken was de gedachte van onder meer de oude Grieken, Kelten en Germanen. Een gebruinde huid was een vorm van gezondheid, vrijheid en kracht. Dit fenomeen kreeg in de Middeleeuwen een heel andere wending. In een tijd van koningen, rijkdom en overheersing was een witte huid een vorm van naam en stand. Hoe witter de huid hoe hoger de stand. Dames hadden zelfs arseen in de parfum en crèmes om de huidcellen te doden om er nog witter, dus nog hoger van stand, uit te zien. Het was immers de werkman die met zijn bruine handen en gezicht het werk moesten doen. Bruin zijn was een vorm van minderwaardigheid geworden. Ook de lange jurken, lange mouwen, parasolletjes en overkapte theeterrasjes waren een vorm van uit de zon blijven. Dit fenomeen heeft tot in de late middeleeuwen geduurd.

Maar de tijden veranderden daarna, het ging van hoepelrok naar mini en van zwemhansop naar bikini en verder. Bruin zijn werd “in”. Het genieten van de zon, keerde terug een haalde zelfs de stranden van Westenschouwen, de geschiedenis herhaalde zich. Hoe ongerept het op het strand in 1916 nog was blijkt wel uit deze foto. Gezien het hoofddeksel van de man was het hoogzomer. 

 

Staande in het bijkans onberoerde zand lijkt hij te zoeken naar de boze zeemeermin die ooit kwistig handen vol zand strooide in de haven van Westenschouwen. Het resultaat bleef niet uit. De resten van het in de 13de en 14de eeuw zo welvarende stadje zijn bij laagwater aan de voet van de trap te vinden. Na zandopspuitingen ligt het nu enkele meters onder het zeezand maar soms, als er teveel zand is weggespoeld, kan men de contouren van havenpalen en funderingen van gebouwen nog onderscheiden.

 

Rijshoutschermen

Op de foto staan kersverse en ongeschonden de rijshoutschermen nog aan de voet van het duin. Ze dienden om het aanzanden door de wind te bevorderen. “De tuuntjes” zouden het later nog zwaar te verduren krijgen want het strandpubliek ging ze als badhokje gebruiken met alle gevolgen van dien. Men plantten helm en rijshout en zorgden voor de grintwegen in de polder voor 1,50 in guldens per dag. De bossen rijshout moesten over de in 1912 gereedgekomen trap worden gezeuld. Drieëntachtig treden aan de landzijde en 102 aan de zeezijde. Het laagste gedeelte van de trap werd toen in de winter weggehaald. Na de oorlog is er veel aangroei van vlier en duindoorn gekomen. Rijshout is de verzamelnaam voor staken en tenen van veelal wilgenhout die oorspronkelijk werden geoogst in de grienden langs de rivieren en in de Biesbosch.

 

Functionele trap

 

Op aandringen van het polderbestuur van Burgh en Westland, onder de mom van gemakkelijker materiaal op het strand brengen, was door het Rijk de trap gefinancieerd. Het strandbezoek speelde in die jaren beslist een zeer ondergeschikte rol, want het werd als argument niet gebruikt. In het begin van de twintiger jaren verscheen er voor het eerst rechts van de trap op het strand een eenvoudige “verversingstent”. Caféhouder J. van Graafeiland te Burgh verkocht er bier, fosco, limonade in kogelflesjes, chocoladerepen en nogat-blokken. Zijn opvolgers waren F. van Zalm en vele jaren W. van Burg. Het waren vooral de zomerse zondagmiddagen die gezellig konden zijn. Het waren de eilanders van de nieuwere tijd die het strand opzochten. Iedereen kende iedereen.

 

*fosco: een instant cacaopapje dat aangelengd wordt met (warme) melk.

 

 

Zo werd het met het komen van de jaren steeds drukker op het strand. De automobiel had zijn intrede inmiddels gedaan zodat er al busreisjes georganiseerd werden van uit Zierikzee. Vanaf de ’20-jaren werden er duinhuizen gebouwd als vakantiewoningen en vond men al een enkel tentje met toeristen in de duinen. De oorlogsjaren waren gaven weer wat meer rust op het strand, wat men wel zag waren vooral Duitse militairen sportend en zwemmen, genietend op hun manier. En wat blijkt, het genot is schijnbaar goed bevallen en door verteld. Duizenden Duitse toeristen landen nog elk jaar op de campings en strand. Vandaag de dag kijken we niet meer terug naar de achter ons liggende tijd, geen tijd voor sentimenten. Een zomers strand, vol met publiek, geeft gezelligheid maar laat ons ook eerlijk zijn. Een stil strand, net als in 1900-1920 heeft ook wel zijn bekoring.